De grote filosofen – Ideeën over God
Wat dachten de grote filosofen uit het verleden over het idee dat er een God is? Een groot aantal beroemde musici, wetenschappers en leiders uit de geschiedenis geloofden in een almachtige God. Hoe zit het met de grote denkers uit de filosofie? Net als in de wetenschap, muziek, kunst en cultuur, waren er ook in de filosofie veel gerespecteerde mensen te vinden die heldere uitspraken deden over hun geloof. Sommigen gaven blijk van een bijzonder krachtig geloof. Anderen hadden twijfels. Weer anderen stelden er alleen maar vragen over. Wanneer we eens een blik werpen op enkele van de beroemdste filosofen uit de geschiedenis, dan kunnen we heel veel leren over de kijk op God in de filosofische wereld.
De Griekse filosofen stelden vooral vragen over het algemene concept van "goddelijkheid" Hun vragen werden meestal binnen een moreel raamwerk geformuleerd. Socrates verwoordde een nauwere versie van de "gulden regel", toen hij zei: "Behandel anderen niet op een manier die jou boos zou maken als je zelf zo door anderen behandeld zou worden." De volledige filosofie van Socrates werd aan ons overgeleverd door Plato, zijn beroemdste student. Daarom is het moeilijk te onderscheiden welke overtuigingen nu werkelijk van Socrates waren, en welke van Plato. In zijn werken beschrijft Plato wat hij "de vorm van het goede" noemt. Hij had voor zichzelf kennelijk een beeld gevormd van een bovennatuurlijk gezag. Hij zei zelfs: "De dood is niet het ergste wat een mens kan overkomen." Zelfs zijn interesse in de sterren zette hem aan tot geloof. In zijn eigen woorden: "De astronomie dwingt de ziel om omhoog te kijken en leidt ons van deze wereld naar een andere."
Aristoteles, een student van Plato, was ongetwijfeld een voorstander van het idee dat er een "Hoogste Goed" was. Aristoteles moedigde zijn studenten aan om een vermogen te ontwikkelen om ervaring op te doen, zonder goedgelovig te zijn. “Het vermogen om met een gedachte te spelen zonder deze te aanvaarden is het merkteken van een geleerde geest." Enkele van zijn uitspraken laten zien dat Aristoteles geloofde dat er buiten het sterfelijke leven iets, en iemand, bestond. Een voorbeeld is: "We hoeven niet te vragen of het lichaam en de ziel één geheel vormen, net zo min als we hoeven vragen of de was en de hierin gedrukte afbeelding één geheel vormen."
De grote filosofen – Stemmen van de filosofie
De grote Westerse filosofen waren niet de enigen die over God nadachten. Ook Oosterse denkers als Confucius probeerden hun geloof in een bovennatuurlijke Schepper vorm te geven. Confucius zei ooit: "De dood en het leven hebben hun vastgestelde tijdstippen; rijkdommen en eer zijn afhankelijk van de hemel." En: "De hemel betekent één zijn met God." Confucius onderwees ook een belangrijk filosofisch principe, namelijk dat "het doel van de superieure mens de waarheid is." In Johannes 18 gaf Jezus ons een brandpunt voor juist dat idee.
Met de opkomst van de Westerse beschaving nam het aantal stemmen in de filosofie toe. Een van deze stemmen was Augustinus. In zijn tijd waren zijn ideeën over theologie en filosofie controversieel, maar voor veel Christelijke denominaties zijn ze van fundamenteel belang geworden. Augustinus had een enorme waardering voor de uniciteit van het Christelijke evangelie. Hij zei: "Ik heb de gezegden van Plato en Cicero gelezen. Ze zijn zeer wijs en mooi. Maar ik heb in hun werken nooit gelezen: 'Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan'". Hij geloofde ook in wonderen, zowel in filosofische als wetenschappelijke zin. Hij zei bijvoorbeeld: "Wonderen zijn niet strijdig met de natuur; ze zijn alleen strijdig met wat we over de natuur weten."
Latere filosofen spraken en schreven eveneens woorden die hun zoektocht naar, en hun geloof in, een werkelijke God aantoonden. Thomas van Aquino gaf ongetwijfeld de voorkeur aan een redelijk geloof: "De rede in de mens is in vele opzichten als God in de wereld." En: "Voor een gelovige is geen enkele verklaring nodig; voor een ongelovige is geen enkele verklaring mogelijk." Descartes, die zo beroemd werd met zijn woorden "Ik denk, dus ik besta", sprak ook in scherpe bewoordingen over de vreemde denkbeelden van sommige van zijn tijdgenoten... waarvan velen niet in God geloofden. Hij zei ooit: "Er is niets zo vreemd en ongeloofwaardig dat het nog nooit door een filosoof is gezegd."
Pascal had eveneens een sterk geloof en hij sprak er vaak over. Er is maar een handvol wetenschappers die meer aan ons begrip van de natuurkunde hebben bijgedragen dan Pascal. Hij zei: "Jezus is de God die we zonder hoogmoed kunnen benaderen en voor wie we ons zonder wanhoop kunnen verlagen." "De gok van Pascal" is een perfect voorbeeld van zijn kijk op de filosofische kracht van het geloof, al is dit argument al vaak verkeerd geciteerd en verkeerd begrepen. Pascal zei feitelijk: "Het geloof is een wijze gok. We moeten toegeven dat het geloof niet bewezen kan worden. Maar kan het kwaad als je op de waarheid van het geloof gokt en het vervolgens onwaar blijkt te zijn? Als je wint, win je alles; als je verliest, verlies je niets. Gok er daarom zonder te aarzelen op dat Hij bestaat." Wat Pascal hier werkelijk zegt is dat de Christen niets te verliezen heeft door in Christus te geloven.
De grote filosofen – De moderne wereld
Er zijn ook veel moderne grote filosofen die hun geloof in God hebben verkondigd. Kierkegaard zei bijvoorbeeld dat "God uit het niets schept. Dat is wonderbaarlijk, zeg je. Jazeker, maar hij doet nog iets dat nog wonderbaarlijker is: hij maakt heiligen uit zondaars." De filosofische wereld is gevuld met briljante en getalenteerde mannen en vrouwen die duidelijk in het bestaan en de invloed van een bovennatuurlijke God geloven. Het volledige spectrum van de geschiedenis toont aan dat filosofie en geloof sterke bondgenoten kunnen zijn.
Copyright © 2002-2021 AllAboutPhilosophy.org, Alle rechten voorbehouden