Het leven van Confucius – Het leven van K'oeng de Meester
Confucius werd in 551 voor Christus in noordoostelijk China geboren als K'oeng Tjioe. In die tijd was China door krijgsheren of "prinsen" in feudale staten verdeeld. Deze krijgsheren bouwden legers op, voerden oorlogen, onderdrukten hun slaven en belastten hun onderdanen zwaar. Tjioe groeide op in een arm gezin in de staat Shandong (Lu). In zijn jonge jaren had hij zichzelf weten te onderwijzen. Als tiener vervulde hij al een administratieve functie; hij verzorgde de boekhouding van het landbouwbedrijf van de plaatselijke edelman. In deze rol ontwikkelde Tjioe een hartstocht voor de ethische filosofie.
Op volwassen leeftijd verliet Tjioe zijn thuisland en begon hij van staat naar staat te trekken. Hij wilde zijn filosofie aan de heersende prinsen bekendmaken, omdat hij geloofde dat deze machtige leiders een verplichting hadden om hun volk op een deugdelijke manier te leiden. De Chinese prinsen zouden moeten begrijpen dat ze niet voor macht, overheersing, geld of ego moesten heersen, maar dat ze moesten doen wat "juist" was en dat ze als heersers onzelfzuchtige voorbeelden zouden moeten zijn.
Jarenlang werd Tjioe (begrijpelijk) door de krijgsheren afgewezen. Maar op zijn reizen won Tjioe (begrijpelijk) de harten van de onderdrukte bevolking. Hij keerde uiteindelijk terug naar zijn thuisstaat, waar hij een informele school oprichtte. Hier onderwees hij zijn principes aan een groeiend aantal volgelingen. Hij onderwees hen op het gebied van ethiek, leiderschap, geschiedenis, psychologie en de kunsten. Zijn strategie was om jonge mannen een deugdzame opleiding te verschaffen zodat zij vervolgens overheidsposities in heel China zouden kunnen bekleden, waarin zij een werkelijke invloed zouden kunnen hebben en het land zouden kunnen transformeren.
Als onderwijzer werd Tjioe bekend als K'oeng-Foe-Tzi (K’oeng de Meester). Hij onderwees door de jaren heen een groot aantal "discipelen" en hielp velen van hen om een functie in de staatsregering te bemachtigen. Politieke netwerken waren volgens de Meester de beste manier om zijn transformerende ethiek over heel China te verspreiden. Toen hij in 478 voor Christus stierf, werd K'oeng-Foe-Tzi, naast Boeddha, gezien als de grootste ethicus in het Oosten.
De ethisch humanistische filosofie van K'oeng-Foe-Tzi werd populair in dezelfde tijd waarin Socrates en Aischylos de Griekse ethische filosofie leven inbliezen, en waarin Haggai en Zacharia de Joden aanmoedigden om naar Jeruzalem terug te keren. Zijn filosofie zou nog vele jaren een gigantische invloed hebben op de sociale, politieke en filosofische structuur van China.
Het leven van Confucius – De gezegden van Confucius
Het levensverhaal en de leer van Confucius werden in 1867 door James Legge voor het eerst naar het Engels vertaald. Pas in 1907 werd een leesbaarder vertaling beschikbaar. Deze vertaling werd gepubliceerd door Lionel Giles, bewaarder van de oosterse boeken en manuscripten van het Brits Museum, via de Universiteit van Oxford. Wanneer we de "Gesprekken van Confucius" zelf lezen, dan zien we al snel dat het werk van Confucius veel verder gaat dan korte volksspreuken:
Het leven van Confucius – De diepgang van zijn filosofie
Het ethische systeem dat tijdens het leven van Confucius werd ontwikkeld is werkelijk opmerkelijk als we bedenken in welke onstuimige tijd hij leefde. Zijn conclusies zijn soms nog opmerkelijker, omdat hij in een wereld leefde waarin voorouders en territoriale goden werden aanbeden en omdat hij geen weet had van de Griekse gedachte of de oude Joodse Schriftteksten.
Het leven van Confucius – Het belang van moraliteit
Copyright © 2002-2021 AllAboutPhilosophy.org, Alle rechten voorbehouden